Je bent hier
Home > Columns > Lieve Rooie

Lieve Rooie

Vanmorgen lag je zoals altijd als een bolletje wol tegen mijn hoofd, op het  hoofdkussen. Met je rasperige tongetje gaf je kusjes op mijn voorhoofd, luid spinnend als een zware snurker. Normaal gesproken zou ik dat geluid irritant vinden, ware het niet dat dit een van de laatste keren zal zijn.

Toen ik je eergisteren naar de dierenarts bracht, dacht ik dat je een onschuldige kleine cyste had. Ik maakte me geen enkele zorgen, omdat je dit jaren geleden nog hebt gehad. Robine, die zo gek met jou is, nam ik mee. ‘Gaat ze dood?’ vroeg ze onderweg nog zorgelijk. ‘Nee joh gekkie, nog lang niet,’ antwoordde ik, in de volle overtuiging dat er echt niets met jou aan de hand was. Je bent tenslotte pas 12 jaar. Niet heel jong meer, maar zeker ook niet te oud, je hebt nog een heel leven voor je.

Totdat de arts me vroeg welke cyste ik dan bedoelde.
‘Bedoel je deze, of déze?’ en ze liet me een enorme, keiharde bal voelen, vlak bij je oksel. Het voelde als een harde, totaal onverwachte stomp in mijn maag. Die ‘kleine onschuldige cyste’ bleek een uitzaaiing te zijn van veel groter leed. Ik wilde direct in huilen uitbarsten, maar ik probeerde me in te houden omwille van Robine. Alles wat de arts daarna nog zei probeerde ik te volgen, maar ging als een waas langs me heen. Schuldgevoel overspoelde me; waarom heb ik die niet eerder opgemerkt, hoe kan dat? Maar toen bedacht ik me dat je pas geleden nog bij de dierenarts was geweest. ‘Ik kan niets vinden, ik denk dat ze gewoon niet zo lekker is, dat hebben wij mensen ook wel eens,’ stelde deze arts me toen nog gerust. Van boven tot onder had hij je onderzocht. En inderdaad, daarna werd je al snel weer de oude. Kennelijk is deze tumor razendsnel gaan groeien, en heb ik het daarom niet gemerkt.

Robine zat als een bang, stil vogeltje achter mij op een kruk. Ik voelde de tranen opwellen, en draaide mijn
rug naar haar toe, zodat ze het niet zou zien, maar het was al te laat. En toen stonden we daar, Robine en ik. Huilend in elkaars armen van de schrik. Die nacht heb ik geen oog dichtgedaan. Met z’n vieren lagen we in bed. Jij, ik en de kinderen.

Gisteren zou je meteen geopereerd kunnen worden, even was er een sprankje hoop. Ik probeerde je in de reiskoffer te stoppen, maar je sputterde flink tegen, alsof je wist dat het niet goed was. En je had gelijk. Het sprankje hoop dat we gisterochtend nog hadden, bleek valse hoop te zijn. ‘De tumor is te groot, er zijn uitzaaiingen in haar longen gevonden en haar longen zitten voor de helft vol met vocht,’ vertelde de arts ernstig en met een medelijdende blik in haar ogen. Wat voel ik me machteloos. Die stomp in mijn maag voelt nu als een zware bonk in mijn buik, die maar niet weggaat. Bij thuiskomst moest ik de kinderen gaan vertellen dat je nog hooguit een paar weken te leven hebt.

Zelf weet je van niets. En wij merken ook niets, dat is het wrange. Zoals altijd bijt je me zachtjes in mijn voeten als je wil eten, zoals altijd loop je triomfantelijk met je staart in een krul omhoog. Zoals altijd bijt je me verder nooit, blaas je nooit, lig je graag in veel te kleine dozen, schalen en op de meest onmogelijke plekken. Zoals altijd zit je intiem bij ons op de vensterbank als we aan tafel zitten, zit je op de keukentafel als ik ’s morgens brood smeer voor de kinderen, en als ik Tristan op de fiets naar school breng, loop je meters achter ons aan. En zoals altijd ‘praat’ je tegen me als ik je aankijk en je roep, begin je meteen te miauwen en kijk je terug met grote, glanzende ogen die geluk uitstralen. Het enige waaraan ik merk dat je heel ziek bent, is je nare hoestbui die zo nu en dan onverwachts op de proppen komt, je snelle ademhaling en dat je je wat meer terug lijkt te trekken. Dan houd ik mijn hart vast.

Je bent zo lief. Zo bijzonder, zo’n gezelschapspoes. Je bent een beetje maf en dat vind ik zó leuk aan jou! Je bent een engel in een vacht. Dat je er over slechts enkele weken, of wellicht zelfs over een paar dagen niet meer zal zijn, voelt heel onwerkelijk en doet zoveel pijn. Het doet pijn te beseffen dat alles wat je nu nog doet en meemaakt, de laatste keer zou kunnen zijn. Het doet behoorlijk pijn om de kinderen te vertellen dat we nog maar even van jou mogen genieten, om hen te moeten zien huilen, hen een tekening voor jou te zien maken, terwijl ze me tig keer op een dag overstuur zeggen: ‘Ik wil niet dat Rooie doodgaat!’

Ik zie op tegen de eerste feestdagen zonder jou, en het idee dat je er dadelijk niet meer zult zijn als ik ’s morgens beneden kom om je eten te geven, maakt me misselijk. Op dit moment kan ik niet meer stoppen met huilen. Mijn oogleden zijn rood en gezwollen, evenals die van de kinderen. Maar ondanks dit intense verdriet, kan ik gelukkig nog even van je aanwezigheid genieten. En ik heb me voorgenomen dit dan ook te doen, zodat je in ieder geval nog een leuke tijd hebt, hoe kort deze dan ook mag zijn. Ik neem me voor vanaf nu intens te genieten, zelfs van je haren op de bank en de kattenhalen erin. En van je gesnurk en je snuit bij mijn oor, als je bij mijn hoofd ligt op het hoofdkussen. Want ja, ook dat zal ik nu al enorm gaan missen.

Dag lieve Rooie, het ga je goed! We houden van jou en we zullen je nooit vergeten.

Yvonne van der Wal
Hoi! Ik ben Yvonne (1975), moeder van twee kinderen, auteur van drie boeken en ik ben naast schrijven tevens dol op alles wat met beauty en make-up te maken heeft. Hier kan ik deze passies mooi met elkaar combineren!
http://www.yvonnevanderwal.nl/

One thought on “Lieve Rooie

  1. Hoi Yvonne,

    Wat een mooi geschreven stuk. Erg ontroerend.
    Ik had het al gelezen op hyves, maar om mijn mailbox te beschermen heb ik je alleen een respectje gegeven. Ik hoop dat Rooie nog bij jullie is. Tenminste als het voor haar haalbaar is en ze niet veel pijn heeft. Heel veel sterkte, ook voor de kinderen!

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Top